menno wieringa
contact
  1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9


 

Naar de binnenlanden

We gingen vroeg op pad de morgen
was fris en vol avontuur we dachten dat
het een lange tocht zou worden
goed voorbereid gingen we op weg

de zeilen bolden in de wind
de keien groot de weg steil omhoog
onderweg moest er veel geteld worden
mooie woorden werden gewogen

halverwege was het halverwege
konden we niet verder dat wil zegge
niet iedereen in ieder geval tot de eerste
halteplaats daar werden de troepen

ververst en opnieuw opgesteld
de troepen werden bemoedigend toegesproken
en vervolgden in slagorde hun opmars
en wij wij trokken het binnenrijk tegemoet


Zee

Een enorme watermassa
scheidt het eiland van Zeus en Noord-Afrika
de Libische zee
mythische naam voor
een onzichtbare grens
tussen Europa en dat andere continent
graanschuur van het Romeinse rijk
Leptis Magna Cyrene Alexandria

vanuit Turkije is de oversteek
gemakkelijker
de kapotte rubber boten
als stille getuigen

tien jaar zwierf Odysseus rond
voor hij Ithaca bereikte
zeilde rond de Middellandse zee
voor hij zich ontdeed van de vrijers

thuisgekomen

thuis


Het plein 

Als je de buschauffeur gravottoplein hoort zeggen
aan elkaar en op z’n Arnhems
klinkt het als een exotische plek

Ze hebben de bomen gesnoeid
          haagbeuken zijn het
                                 linden en hazelaars
       kort maar gedekt
het begon met het vrijmaken
                          van de bovenleiding

zingzangzaterdagzoemend
al van verre te horen

de trolleybus is in aantocht

vanaf het station de heuvel op
                            onze heuvel
                   door vreemdelingen vervloekt
stuwwal stadswal steedswal
af en toe wachtend
                               zuchtend
        zo moeilijk elkaar te passeren

het plein
     licht aflopend   lastig met voetbal
      Graaf Otto van Gelre
                de hin ken de

Otto oto taboete
hotemetoten petoet
Otto met paardenvoet

als jochie al kwam ik er langs
             achterin twee strenge banken
             tegenover iemand te zitten
op weg naar het ziekenhuis
  een oud gebouw   een bende barakken

ontstoken
           bepleisterd mijn oog
wat kon ik zien
   de watten
        die bruine tube met zalf

nu zie ik het iedere dag
 het plein en zijn heiligen
                           façades
daarachter de dozen
           boven- beneden
              de speklappenbuurt

schemering
een tram lust over het plein
verdwijnt schurend door een wissel
om verderop links af te buigen
  de beruchte bocht
              bij het huis van de maggistralende dichter
     oh zondagen, met je geur van braadvlees
de tijd van het grote zingen
in ‘44 is de remise gebombardeerd
                               nu rijden er bussen met lussen

het plein
nu sober en saai    geen standbeeld
voor Otto Van Gelre
                                de lamme

Otto oto kornoelje
sokkelgedogen gemoed
Otto te paard of te voet

de slager de bakker
     mag het wat meer zijn
een laatste rij huizen
                                 daarachter de volkstuinen
                                    akkers der armen
   bonenstaken en schuurtjes
          piepers en sla
dan   bossen en hei

de bus stopt
            de generator slaat aan
Otto stapt uit
                 en hinkt naar het plein
      naar de sokkel

my feet
my very special friends
they push me home

het politiewachthuisje is al lang verdwenen
   om de speklappen in toom te houden
   openbare dronkenschap
ook Otto liep wat onvast

Otto oto penoze
bezopenverlopen gerochel
Otto te paard of te sokkel

het plein nu tien jaar mijn stede
      omhoog geklommen langs de straat van romantische dichter
wij schuilden onder droppelend loover
      met mijn drie gratiën
      de laatste kon net lopen
een heilige tocht
van Paul naar Peter
                binnen vijf minuten  
                in een andere wereld
op stand   
    wat denken de achterburen

en verder gaat het
langs de volktuinen
de lijn werd doorgetrokken

in het spoor van de lange zandtreinen

tonnen moeten hier langs getrokken zijn
tussen de lijndienst door
de stad moest groeien
            nieuwe buitenwijken
het openluchttheater toen nog van hout 
  
op het laatst reed de tram tot aan Deelen         
stapten die Luftwaffe soldaten hier op de tram
        op weg naar hun Fliegerhorst
en welk lied zongen zij
        overgeplaatst vanuit de Russische steppe

ja de oorlog heeft zijn werk gedaan
die voltreffer in de centrale
    rijden ging niet meer
          te voet naar huis
her en der bleven ze achter    alleen
nog steeds waart de geest van een verlaten tram
door de stad
een schorre schreeuw als ie door een bocht gaat

zie ze lopen
       vijf dagen later
het weinige dat ze mee kunnen nemen op een kar
             de heuvel op
95.000 mensen op drift
        hun stad voor dood achterlatend

Otto oto obus
bedrogengeloken gedrocht
komt hij per tram of per bus

de stad stad geworden
           door de stedenstichtende graaf
      voogd van Floris
                  na de slag bij Reimerswaal
             Oh verdronken land

pas groot geworden
     door het verleggen van de stroom
Gelre’s graven groeven   inmiddels hertog
kleine spelers in het spel
tussen Paus en keizer
de dikke de strijdbare de lamme en de zwarte

ik overzie het plein
         mijn tafel aan het raam
mijn huis aan de andere kant van het park
het dorp bij de uiterwaarden
      met de bus     een diesel
op de fiets naar school
    en altijd die heuvels  mijn heuvels

ik ben hier nooit weggegaan
     in mijn hoofd   dat wel

ik zie ze lopen aan de overkant
de lamme graaf en de stijle schilder
     hun ongelijke tred
de rechte lijn van de schilder  
op weg naar zijn familie boven de snackbar
    zijn aquarel van het park is bewaard

en Otto 
hij treuzelt
eindelijk thuis
om hier ooit te verstenen

Otto oto misdeeld
zolangalzonder
het plein wacht op zijn beeld




VOETGANGERSOVERSTEEKPLAATS

Slenteropologeten hebben de kunst van het wandelen
zozeer verheerlijkt dat ze het bijna tot een activiteit met
literaire allures hebben uitgeroepen. Van de zonderling
tot de moderne flaneur wordt een wandeltocht als de
poëtica van het denken beschouwd, de aanzet tot het
schrijven , de plek waar de muzen geraadpleegd kunnen
worden. In vroeger tijden was het grootste risico dat
iemand mogelijkerwijs liep wanneer hij de straat op ging
om te wandelen, zoals Rousseau  in “Overpeinzingen
van een eenzame wandelaar” aanhaalt, onder de voet
te worden gelopen door een hond. Maar de realiteit is
dat de voetganger nu niet de straat op kan gaan met
dezelfde goede zin die Robert Walser aan het begin van
“Der Spaziergang” verklaarde altijd te hebben.
De voetganger zal zich het ritme van de stad moeten
aanmeten en blijk moeten geven van dezelfde eenduidige
intentie als de andere voetgangers. Elke onregelmatigheid
van zijn pas maakt hem een doelwit van verdachtmakingen.
Wie te langzaam loopt zou weleens een misdaad kunnen
beramen, een toerist zijn of verdwaald zijn geraakt. Wie
rent zonder sportieve kledij zou op de vlucht kunnen zijn
voor de wet of nog beter: schandalige haast hebben die
eens goed in de gatengehouden dient te worden. Behalve
diegene die gewoon nog met hun hond uit wandelen gaan,
de kinderen die van school terug keren, de alleroudsten en
de straatverkopers, heeft niemand in de hedendaagse stad
het recht een slentertempo aan te nemen.








….de fiets houdt zich op tussen de auto en de schoen; zijn
lichtheid staat de berijder toe voetgangersblikken achter
zich te laten en achtergelaten te worden door de blikken
vanaf de motor. Zo blijkt de fietser een buitengewone vrij-
heid te bezitten: de onzichtbaarheid….

…..de snelheid van een fiets staat een speciale vorm van
kijken toe. Het verschil tussen vliegen in een vliegtuig,
wandelen en fietsen is hetzelfde als het verschil tussen
kijken via een telescoop, een microscoop en de filmcamera.
Wie op een halve meter boven de grond zweeft kan zijn
omgeving zien zoals door een filmcamera: hij heeft de moge-
lijkheid stil te staan bij details en de vrijheid om voorbij te
gaan aan het overbodige.
Alleen wie de wereld vanaf een fiets beziet, kan verkondigen
Een extravagant-romantische slenterziel te bezitten.

Uit: Valse Papieren – Valeria Luiselli













 






……Het begon net lichte worden, en verbaasd keek
ik naar de gelijkvormige rijen huizen, die een verwaar-
loosder indruk maakte naarmate wij dichter bij het
centrum kwamen. In Moss Side en Hulme zag ik hele
straten met dichtgespijkerde ramen en deuren, en
hele wijken waar alles was  afgebroken, zodat je over
het aldus ontstane braakland heen op ongeveer een
mijl afstand de negentiende-eeuwse wonderstad kon
zien, die voornamelijk was samengesteld uit reus-
achtige Victoriaanse kantoren en pakhuizen en nog
steeds een geweldige indruk maakte, maar in de
werkelijkheid, zoals ik al snel zou ontdekken, bijna
finaal was uitgehold. Toen we de donkere kloven  
binnenreden tussen de meestel zes tot acht verdiep-
ingen tellende gebouwen, die uit baksteen waren
opgetrokken met geglazuurde ceramische tegels,
bleek dat er zelfs hier, in het binnenste van de stad,
nergens een mens te bekennen was, hoewel het in-
middels al tegen kwart voor zes liep. Je kon werke-
lijk denken dat de stad allang door haar bewoners
was verlaten en alleen nog maar een groot doden-
huis of mausoleum was.

De emigres – W.G.Sebald