Zomer
het is avond
we zitten buiten op het trapje
willen niet meer naar binnen
nooit meer
stemmen klinken vanaf het plein
het wil maar geen zomer worden dit jaar
ondertussen staat Oost-Europa onder water
de Elbe treedt buiten haar oevers
en zet ondanks een waterkering
zelfs Meissen blank
muren bouwen helpt niet
dat is vaker bewezen
de voorzitter van de Duitse bouwondernemers
spreekt klare taal
mensen die zich verzetten tegen
waterkeringen zijn medeverantwoordelijk
er is een lichtpuntje
dijkbewaking in Nederland
is niet nodig
de Betuwe staat weer in bloei
we gaan naar binnen
het is pas juni
“Alles moet veranderen om hetzelfde te blijven”
G.Tomasi Di Lampedusa
Onbeweeglijk staan de dinosaurussen in het museum
dan worden de naamkaarten weggegehaald
deze soort heeft nooit bestaan
eeuwig en onveranderlijk is de kosmos
ook de grote rode vlek op Jupiter
een anticycloonaal stormsysteem
groter dan de aarde
in 1632 ontdekt door Leander Bantius
is aan het verdwijnen
niets blijkt voor de eeuwigheid
ik ben een dinosaurus
en ben mijn naam kwijt
voor even
Royal Nord
Ronkend
staat hij
voor het huis
en zwaait
onherkenbaar
ingepakt
op de kleine machine
oh Royal Nord
jankende tienerdroom
vetkuivende raket
met te veel chroom
die voorbij vliegt
op een warme zomeravond
ons in vervoering
achterlaat
troetelkind van
de gebroeders Hufkens
voor al uw rijwielen
later groot geworden
in grasmaaiers
het straaljagergeluid
zwelt langzaam aan
schudt de stilte op in
het dorp
en sterft weer weg
oh Royal Nord
Brusselse droom
Lumumba’s werkpaard
volgepakt
stuivend over stoffige wegen
dan valt het monster stil
hij doet zijn helm af
het is Henk
Heerlijkheid
We liepen door de weilanden
voorzichtig tussen koeien door die wel erg groot waren
dan door het gat in de meidoornhaag
het laatste stukje naar beneden
langs de strandjes tussen de kribben
op zoek naar wrakhout
onzichtbaar vanaf de dijk
traag slingert de rivier
dijk strang en nevengeulen
buigen mee
de waarden
zo vroeg nog nat van dauw
stilte
een kerkklok
verder weg een hond
overstapjes over hekken
zomerkaden
schoenen zuigend in de klei
de bever bouwt zijn burcht
koeien kniehoog in het water
vlak bij de dijk
tussen wilgen en struweel
de redoute
het oog van Maurits
van Kampen Kleef tot Gorinchem
vestingsteden schansen torens
de rafelranden van de Republiek
een linie tegen de Spanjool
het water als een wapen
rooksignalen bij naderend gevaar
telkens weer die oorlog
hetzelfde water
nu bedekt met stuw
dijt uit tot binnenzee
kwelwaterend smeltwater
de vijand een Siberisch koude wind
de rivier is naar het westen blijven stromen
de strangen strangen
Maurits
zijn broer
Oranjes
en het water
van Opstand
tot koude oorlog
van republiek
tot koninkrijk
nevengeul
omarmt
broerdersloot
moederschoot
baart
kanaalzwager
taal
verenigt
familiewater
de rivier geeft de rivier neemt
ijsgang hoog water
ranselt soms de dijk
versterkt met matten
van gevlochten wilgenteen
de mens gebogen over akkers
ploegend in de klei
is het tarwe rogge
kromme ruggen graven
watergangen drempels dijken
de vloed te keren
weerbarstig al zo lang
hele dorpen zijn verzwolgen
de bakermat van Doornik
heerlijkheid beleend aan Jan
nu buitendijks
de kerk de doden
ten prooi aan de woeste stroom
nevengeul
omarmt
broedersloot
watersnood
baart
gemaalzwager
overlaten
stromen
later
waterslagen zijn voorbij
rivier getemd en dijk op deltahoogte
sneeuw valt in de bergen
de stroom mondt uit in zee
maar in de tijd daartussen
Maurits oogt verlaten
de matten sprok van toen
vervlochten tot redoute
de tenen blijven bloeien
er groeit in helder baken
de rivier stroomt naar het westen
de strangen strangen
|